Door Hans Heshusius, teamleider van het 6e
We willen graag, vinden het spelletje leuk, hebben een prettige teamsfeer, maar onze externe resultaten lijken echt nergens naar (bijv. donderdagavond 10 februari: De Zwarte Pion 3- Philidor 6 5,5 – 0,5 red). Dit laatste gaat helaas niet ongemerkt aan onze tegenstanders voorbij. We hebben meegemaakt dat bij het binnentreden van de speelruimte onze tegenstanders in een spontaan onbedaarlijk lachen uitbarstten. Een tijdje terug startte als vanzelf een polonaise met de teamleider van onzetegenstanders voorop en zijn teamleden er achteraan. Tjonge, wat een lol hadden ze. Als we vervolgens opgelaten en met een rood hoofd achter onze borden plaatsnamen, onze eerste zet hadden gedaan, namen onze tegenstanders rustig de tijd om even een extra kopje koffie aan de bar te drinken en bespraken ze en passant ook nog even de toestand in de wereld. Beginnend bij de start van de 1e wereldoorlog dan wel te verstaan. Voor de jongeren onder ons, die oorlog startte in 1914. Als onze tegenstanders uiteindelijk, met natte ogen van het lachen, plaatsnamen achter de borden deden we van de weeromstuit erg ons best om het hen naar de zin te maken. Meerdere dubbelpionnen? Geen enkel probleem. Een goed paard tegen een slechte loper ruilen? Doen we. Een toren in de aanbieding doen? Geweldig idee. Alles om de tegenstander te behagen. Na afloop van onze verloren partijen probeerden we vervolgens onopgemerkt de speelzaal te verlaten. Dat lukte helaas niet altijd. Laatst werden we door de tegenstanders verzocht eerst een raar dansje te doen voordat we de leeuwenkuil mochten verlaten. En we deden het nog ook! Voor de teamleider is zo’n ‘avondje uit’ helemaal een kruisweg. Hij moet alle borden langslopen en als laatste achterblijven om aan het einde van de avond, als apotheose op de Calvarieberg, het wedstrijdformulier met de smadelijke nederlaag, in aanwezigheid van het inmiddels opgeroepen voltallig bestuur, te ondertekenen. Waar een ander nog na een verloren wedstrijd met een raar dansje ontsnapte moest de teamleider ooit eens voor vertrek naar huis de tegenstanders eerst op een zegekar door het dorp voorttrekken. Met een puntmuts op het hoofd wel te verstaan! Maar er komen andere tijden! Volgende wedstrijd uit naar Voorschoten. Hebben we nog even de tijd om na te denken wat wij nu eens met onze tegenstanders gaan doen als wij gewonnen hebben.